Thuiszorg
Vakblad thuiszorg.
Thuiszorg hoeft niet alleen door een verpleegkundige gedaan te worden, maar kan ook door een mantelzorger gedaan worden. Vaak staat een mantelzorger net wat dichter bij dan een gewone verpleegkundige omdat ze vaak net wat meer van de zorgvrager af weten en zich op dat moment dan ook net wat makkelijker kan inleven.
Om ouderen langer thuis te laten wonen, is een goede samenwerking met mantelzorgers heel belangrijk. Hoe doe je dat?
Je moet een goede band opbouwen met de zorgvrager.
- Laat je patiënt merken dat een goede samenwerking belangrijk is.
- Praat met je patiënt over het zorg leef plan, de evaluatie en bij belangrijke veranderingen in de zorg.
- Geef je patiënt niet alleen aandacht als het gaat over de praktische dingen maar bel uw patiënt ook soms op om te vragen hoe het gaat.
- Stimuleer de patiënt om sommige dingen ook zelf te proberen.
- Soms kan je via digitale communicatie ook ver komen. Leg uw patiënt uit hoe het werkt en neem de tijd.
- Elke patiënt is ander en moet je dus op een anderen manier behandelen. Kijk bijv. of de patiënt bij uw op de werkvloer woont of dat u in zijn woonomgeving bent, stel je bent in de woonomgeving van de patiënt dan hoor je je aan hun regels te houden.
Hoogbegaafde ouderen in de thuiszorg.
Er moet meer aandacht komen voor hoogbegaafde ouderen, om hun betere zorg te kunnen geven. Veel ouderen doen spelletjes en proberen zich zelf te vermaken maar probeer jij ze ook te stimuleren en uit te dagen waardoor ze hun hersenen blijven ontwikkelen.
Wat vinden wij van thuiszorg?
We vinden dat het een goed concept is. Waarom vinden wij dat?
Ouderen hoeven niet meteen naar een verzorgingshuis om verzorgd te worden. Het is voor hun veel fijner om thuis te blijven dat is hun eigendom en hun thuis. Verhuizen levert overigens stress op bij ouderen en ze voelen zich al snel minder thuis dan eerst. Ze moeten een hele nieuwe start maken en kennen er nog amper mensen.
Psychiatrie
GGZ Nederland, koepelorganisatie van de ggz-instellingen en in haar kielzog het Fonds Psychische Gezondheid beweert al jaren dat een op de vier Nederlanders op enig moment last heeft van een psychische ‘aandoening’. De gedacht was dat als mensen eerder in alle openheid zouden accepteren dat ze last van zo’n aandoening hadden, ze eerder hulp zouden zoeken en accepteren.
En het werkt! Het taboe op neerslachtigheid, rouw, verlies, burn-out en pleinvrees is zo onderhand wel weggeëbd, en onze ggz heeft inmiddels een veelvoud aan klanten. Mensen met een psychosegevoeligheid, manische depressie of onberekenbaar gedrag worden nog steeds hard buiten- of opgesloten.
Als het om zware psychiatrische problemen gat, ragen zo’n 200.000 Nederlanders daar dagelijks de last van kijk je breder naar iedereen met een psychische ‘aandoening’, dan wordt het cijfer hoger. Laten we het houden op 1 op de 40, 400.000 Nederlanders dus. Dan tel je iedereen mee die in Nederland een indicatie schizofrenie heeft, of een ernstige vorm van autisme, of een borderlinepersoonlijkheid, of een bipolaire stoornis, of een zware vorm van depressie. Terug naar de cijfers. We kunnen ervan uitgaan dat ook 1 op de 40 van de ruim 80.000 psychiaters, psychologen en verpleegkundigen die in de Nederlandse ggz werken een ernstig psychiatrisch probleem heeft.
Het taboe op een psychiatrische stoornis onder hulpverleners is het zoveelste bewijs dat geestelijke gezondheidszorg geen gewone gezondheidszorg is. Want mag een cardioloog geen hartproblemen hebben? Een tandarts geen gaatjes? Een longarts geen astma? Kom op artsen en verpleegkundigen, vertel dat je ook psychiatrisch patiënt bent, en dat je net als die duizend anderen een manier hebt gevonden om te overleven. Eindelijk kunnen hulpverleners en cliënten dan solidair optrekken in hun strijd voor een beter leven en tegen stigmatisering.
Een behandelaar of verpleegkundige die in een psychotische of manische periode zit, is niet in staat zijn of haar beroep goed uit te oefenen. Welk beroep dat ook is. Dan blijf je thuis, en werk je herstel en terugkeer. Misschien moeten we ons afvragen of de professionalisering van ervaringsdeskundigheid de coming-out onder hulpverleners juist belemmert in plaats van bevordert. En dus stigmatisering eerder bevestigt dan voorkomt.
Van ervaringsdeskundigen hoor je vaak dat menig hulpverleners tijdens hun cursussen en voorlichtingsbijeenkomsten voor hulpverleners uit de kast durft te komen. Vaak gebeurt dat dan voor het eerst, en meestal is het een opluchting. Maar buiten de geborgenheid van de cursus moeten ze van zichzelf opnieuw een façade optrekken, waarmee ze de patiënten weer op afstand plaatsen. Tegenover hen in plaats van naast hen.
Onze mening.
Wij vinden dat verpleegkundigen en artsen er gewoon vooruit moeten komen als ze zelf te maken hebben met psychiatrische problemen. Maar ze moeten ook gerespecteerd worden door de zorgvragers, deze mensen weten zelf ook hoe het is om ervoor uit te komen en er eerlijk over te zijn tegen andere mensen. De zorgvragers doen toch ook hun werk nog uitvoeren dus waarom mogen verpleegkundigen en artsen dan niet.
Gehandicaptenzorg
Gehandicapten kinderen.
Goed gedaan, kanjer!
We geven vaak complimenten. ‘Wat ben je slim!’, ‘Wat kun je dat goed!’. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die te veel van dit soort goedbedoelde schouderklopjes krijgen een opgeblazen ego kunnen ontwikkelen. Of juist faalangstig worden. Wat zijn de do’s en don’ts van positieve feedback.
Met het gegeven van complimenten willen we kinderen positief stimuleren en hun zelfvertrouwen versterken. Maar een goed compliment geven is lastiger dan het lijkt. We roepen al snel ‘wat goed gedaan!’ Ook als je een kind iets doet wat voor hem of haar eigenlijk niet heel bijzonder is. En daarin schuilt het risico dat het kind zichzelf minder streng beoordeelt en overwaardeert of juist onzeker wordt en faalangst ontwikkelt. Volgens wetenschapper Eddie Brummelman van de Universiteit van Amsterdam is het de vraag of een kind altijd gebaat is bij een compliment. Wij merken dat kinderen met lage zelfwaardering vaak opgeblazen complimenten krijgen. Zeker bij kinderen met lage zelfwaardering kunnen dit soort loftuitingen ertoe leiden dat ze uitdagingen gaan vermijden. Als je ze te horen krijgen dat ze iets fantastisch hebben gedaan, geef je als het ware de boodschap mee dat je verwacht dat ze constant fantastisch moeten presenteren. Kinderen voelen die verwachtingen en dat geeft extra druk om het goed te doen. Aan de andere kant kan overwaardering van kinderen ook narcistische trekjes in de hand werken. Kinderen voelen zich beter dan anderen en denken dat er voor hen een speciale behandeling geldt.
Niets voor niets spreekt orthopedagoog Natasja de Kroon liever pover het geven van positieve feedback. We denken vaak dat complimenten zorgen voor zelfvertrouwen. Daarvoor zijn we geneigd om kinderen uitbundig te prijzen voor een mooie tekening, een zandtaartje of een eerste plasje op de pot. Terwijl een kind eigenlijk niets over het proces, over de inspanning en inzet die het kind heeft geleverd. Kortom aan zo’n pluim ook al is het goedbedoeld ontleent een kind juist geen eigenwaarde, sterker nog, te veel van dit soort niet-gerichte waardering kan zelfs zorgen voor verwarring bij een kind. Hij wordt zich niet zo bewust van wij hij heeft gedaan en het vertroebelt zijn beeld van (reële) verwachtingen. Dit kan weer leiden tot faalangst. Daarom is het belangrijk niet te veel te strooien met complimenten.
Complimenten die gaan over intelligentie of talent geven bij een kind het signaal af dat jezelf bewijzen belangrijk is: je wordt pas gewaardeerd als je slim of talentvol bent. Terwijl het kind dat een compliment krijgt over het proces zich juist laat uitdagen, eerder nieuwe en moeilijke dingen probeert en doorzet als het tegenzit.
Het is dus beter om in je feedback het proces te benoemen dan het resultaat te roemen. Wil je een kind meer zelfvertrouwen geven, zonder dat zijn ego daardoor opblaast, geef dan feedback op inzet. Als een kind leert dat inzet het belangrijkste is, zal hij makkelijker nieuwe dingen proberen, durft hij fouten te maken en realiseert hij zich dat het resultaat niet het belangrijkste is als je maar oefent. Het helpt om te benoemen wat je ziet, wat je goed vindt en waarom.
Onze mening.
Wij zijn het eens met wat er verteld wordt in dit vlakblad. Kinderen hebben het al moeilijk genoeg om alles goed te doen en het helpt niet als je bij alles wat je doet een compliment krijgt, dat kan de motivatie laten dalen van veel kinderen omdat ze toch wel een compliment krijgen over wat ze hebben gepresteerd.
Gehandicapten kinderen.
Goed gedaan, kanjer!
We geven vaak complimenten. ‘Wat ben je slim!’, ‘Wat kun je dat goed!’. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die te veel van dit soort goedbedoelde schouderklopjes krijgen een opgeblazen ego kunnen ontwikkelen. Of juist faalangstig worden. Wat zijn de do’s en don’ts van positieve feedback.
Met het gegeven van complimenten willen we kinderen positief stimuleren en hun zelfvertrouwen versterken. Maar een goed compliment geven is lastiger dan het lijkt. We roepen al snel ‘wat goed gedaan!’ Ook als je een kind iets doet wat voor hem of haar eigenlijk niet heel bijzonder is. En daarin schuilt het risico dat het kind zichzelf minder streng beoordeelt en overwaardeert of juist onzeker wordt en faalangst ontwikkelt. Volgens wetenschapper Eddie Brummelman van de Universiteit van Amsterdam is het de vraag of een kind altijd gebaat is bij een compliment. Wij merken dat kinderen met lage zelfwaardering vaak opgeblazen complimenten krijgen. Zeker bij kinderen met lage zelfwaardering kunnen dit soort loftuitingen ertoe leiden dat ze uitdagingen gaan vermijden. Als je ze te horen krijgen dat ze iets fantastisch hebben gedaan, geef je als het ware de boodschap mee dat je verwacht dat ze constant fantastisch moeten presenteren. Kinderen voelen die verwachtingen en dat geeft extra druk om het goed te doen. Aan de andere kant kan overwaardering van kinderen ook narcistische trekjes in de hand werken. Kinderen voelen zich beter dan anderen en denken dat er voor hen een speciale behandeling geldt.
Niets voor niets spreekt orthopedagoog Natasja de Kroon liever pover het geven van positieve feedback. We denken vaak dat complimenten zorgen voor zelfvertrouwen. Daarvoor zijn we geneigd om kinderen uitbundig te prijzen voor een mooie tekening, een zandtaartje of een eerste plasje op de pot. Terwijl een kind eigenlijk niets over het proces, over de inspanning en inzet die het kind heeft geleverd. Kortom aan zo’n pluim ook al is het goedbedoeld ontleent een kind juist geen eigenwaarde, sterker nog, te veel van dit soort niet-gerichte waardering kan zelfs zorgen voor verwarring bij een kind. Hij wordt zich niet zo bewust van wij hij heeft gedaan en het vertroebelt zijn beeld van (reële) verwachtingen. Dit kan weer leiden tot faalangst. Daarom is het belangrijk niet te veel te strooien met complimenten.
Complimenten die gaan over intelligentie of talent geven bij een kind het signaal af dat jezelf bewijzen belangrijk is: je wordt pas gewaardeerd als je slim of talentvol bent. Terwijl het kind dat een compliment krijgt over het proces zich juist laat uitdagen, eerder nieuwe en moeilijke dingen probeert en doorzet als het tegenzit.
Het is dus beter om in je feedback het proces te benoemen dan het resultaat te roemen. Wil je een kind meer zelfvertrouwen geven, zonder dat zijn ego daardoor opblaast, geef dan feedback op inzet. Als een kind leert dat inzet het belangrijkste is, zal hij makkelijker nieuwe dingen proberen, durft hij fouten te maken en realiseert hij zich dat het resultaat niet het belangrijkste is als je maar oefent. Het helpt om te benoemen wat je ziet, wat je goed vindt en waarom.
Onze mening.
Wij zijn het eens met wat er verteld wordt in dit vlakblad. Kinderen hebben het al moeilijk genoeg om alles goed te doen en het helpt niet als je bij alles wat je doet een compliment krijgt, dat kan de motivatie laten dalen van veel kinderen omdat ze toch wel een compliment krijgen over wat ze hebben gepresteerd.
Verpleeghuizen
Werk is anders, maar niet minder leuk.
Sinds 2013 kunnen alleen mensen met een zwaardere zorgvraag nog terecht in een zorginstelling. Wat betekent dit voor het werk van verzorgenden in verpleeghuizen en voormalige verzorgingshuizen?
Beter basisopleiding en bijscholing nodig.
In de basisopleidingen krijgen aankomende verzorgenden nog niet alle bagage me die zij nodig hebben om in het verpleeghuis-nieuwe stijl optimaal te kunnen functioneren. Daarom zijn bijscholing en van elkaar leren op de werkvloer zo belangrijk, vind Verenso (vereniging van specialisten ouderengeneeskunde en sociaal geriaters). Voorzitter Nienke Nieuwenhuizen maakt zich namens de vereniging hard voor meer en beter scholing van verpleegkundigen. Tegenwoordig blijven mensen met een lichte zorgvraag langer thuis wonen. Hierdoor verdwijnen de verzorgingshuizen langzamerhand. En in de verpleeghuizen ontstaat een relatief zwaardere mix van cliënten dat in het verleden. In tegenstelling tot vroeger wonen mensen gemiddeld nog maar anderhalf jaar in het verpleeghuis; alleen tijdens de laatste periode van hun leven. Dan is de zorg juist het zwaarst. De verpleegkundigen die nu in de intramurale ouderenzorg werken zijn niet altijd even goed voorbereid op de complexe problematiek van hun nieuwe bewoners.
Kennis van ziektebeelden.
In de basisopleiding leren verpleegkundigen onvoldoende hoe ze kunnen omgaan met gedrag van ouderen dat als lastig wordt ervaren. Ze missen dikwijls kennis van de onderliggende ziektebeelden. Ze weten bijvoorbeeld niet het verschil tussen alzheimer en vasculaire dementie. Verenso vindt het van belang dat ze dit wel leren, doordat meer kennis doorgaans ook leidt tot meer begrip voor de bewoners. Verenso is voorstander van verplichte, uniforme nascholing voor verzorgenden. Zie zouden bijvoorbeeld door de beroepsvereniging kunnen worden georganiseerd, zodat niet iedere zorgorganisatie zelf het wiel uitvindt en de kwaliteit van de nascholing gewaarborgd is. Daarnaast zouden we graag zien dat op iedere afdeling een verpleegkundigen komt werken bij voorkeur een hbo’er die kan fungeren als schakel tussen bewoner/familie, verzorgenden en andere behandelaren. Naast verzorgenden IG en verpleegkundigen zouden trouwens ook helpende een steentje kunnen bijdragen. Wij pleiten voor een goede balans, in het team. Iedereen heeft immers zijn eigen talenten en mensen vullen elkaar aan. Daarom is het zo belangrijk dat de teamleden ook van elkaar kunnen leren, bijvoorbeeld d.m.v. intervisie.
Onze mening:
Wij zijn het eens met dat verzorgenden een extra opleiding/cursus moeten volgen willen ze werken in de branche verpleeghuis. Hier komen mensen heen die intensieve zorg nodig hebben en daarvoor missen verzorgende net iets te veel informatie en praktijk voor. Als verpleegkundigen hebben tijdens onze opleiding in verschillende branches werken. En leren tijdens onze opleiding veel dieper in te gaan op de stof dan bij een verzorgenden dat is een niveau 3 opleiding en wij volgen een niveau 4 opleiding.
Maak jouw eigen website met JouwWeb